De muziekinstrumenten waren leuk en aardig, maar daarvoor was de visser niet helemaal naar de havenstad afgereisd. Wat hij nodig had, waren onderdelen voor zijn boot. Ook al was de visser niet groot en oud, hij was wel sterk! Maar net niet sterk genoeg om de hele oceaan over te roeien.
Wat hij nodig was, was een motor. Een stoommotor. Dwalend door de straten ruilde hij zijn kleine beetje geld wat hij had voor onderdelen voor zijn boot. Van een oud karrewiel maakte hij het roer. Hij ruilde nog wat van zijn geld voor schroeven, spijkers en buizen. Van zijn laatste beetje geld kocht hij een oude stoommachine die vroeger van een sleepbootje was geweest. Na het nodige opknapwerk kreeg hij de machine weer aan het werk. Puffend en hijgend spoot de motor de eerste rookwolken uit de schoorsteen. Maar in plaats van het getril en lawaai, kwam er muziek uit de schoorsteen! Toen hij tevreden met zijn handen in zijn zakken zat te kijken naar de machine, voelde hij nog een laatste munt in zijn zak. Hij besloot hiermee een compagnon voor zijn reis te kopen. Hij had eerder in de haven een ronde vissenkom met een grote goudvis erin gezien. Zijn laatste muntje ruilde hij voor zijn nieuwe vriend.
Er ontbrak echter nog een laatste ding: een kajuit. Geld had hij niet meer, maar één ding had hij nog in overvloede: vis. In de haven verhandelde hij zijn laatste vangst voor een emmer verf en een stapel planken en timmerde een kajuitje op het achterdek. Met krullende letters schreef hij: 'DE GELUIDSGOLF' op de boeg en vertrok hij naar de horizon.