De visser wist niet waar de tocht hem naartoe zou brengen. Bij de dageraad verscheen aan de horizon een uitgestrekt strand met schimmen van grote piramides. De azuurblauwe golven lieten zijn bootje rustig naar de kust dobberen. Plots hoorde de visser een geratel achter zich. Toen hij zich omdraaide zag hij dat de schelp trillend op de grond lag. De schelp verplaatste zich langzaam over het dek van het bootje, alsof hij ergens naartoe getrokken werd.